Veteraan Marleen Boy en leidinggevende Michèle Blom, bestuursvoorzitter Isala-ziekenhuis

"De krachten van veteranen zijn ongekend in dubbele betekenis: groot én onbekend"

In de serie ‘Ongekende Krachten’ praat oud-nieuwslezer en filmer Gijs Wanders met Afghanistan-veteraan Marleen Boy en haar werkgever Michèle Blom, bestuursvoorzitter van het Isala-ziekenhuis.

Marleen, waarom wilde je naar Defensie?

‘Na de middelbare school koos ik voor de Hbo-opleiding Communicatie. Al snel kwam ik erachter dat een kantoorbaan niets voor mij was. Ik wilde naar buiten, avontuur beleven. Leiderschap fascineerde me. Ik bezocht een Open Dag van de KMA, de Koninklijke Militaire Academie. Terug in de trein wist ik het. Ik wilde naar Defensie. Bij de meeste HBO- of universitaire opleidingen leer je vanuit de theorie. Op de KMA leerde ik leidinggeven met de voeten in de klei. Ik mocht fouten maken. Zo leerde ik mezelf kennen.’

Je werd tweemaal uitgezonden naar Afghanistan. Wat heeft dat met jou gedaan?

‘Beide keren zat ik in Kandahar. Ik werkte voor de Regional Command South. Vooral de tweede uitzending was indrukwekkend. Ik was de rechterhand van Mart de Kruif die namens ISAF het commando voerde over het zuiden van Afghanistan. Ik heb veel opgestoken van zijn leiderschap, van de moeilijke beslissingen die hij moest nemen.

Ik heb heftige dingen meegemaakt. Ik zat in helikopters die werden beschoten. We moesten dekking zoeken bij aanslagen. Een collega van me verloor zijn been. Dan komt het allemaal heel dichtbij. Ik heb 270 keer bij een ram-ceremonie afscheid genomen van een gesneuvelde militair. Militairen van verschillende nationaliteit. Dan zie je jongens de kist dragen van hun kameraad. Pijnlijk, maar ook moedig.’

‘Het dienstbaar kunnen zijn geeft haar energie’
Michèle Blom

Michèle, zie je iets van het militaire verleden terug in de manier waarop Marleen in het ziekenhuis werkt?

‘Absoluut. Ze weet wat leiderschap is. Ze is ook doelgericht. Ze wil weten wat de opdracht is en vraagt door. Wanneer ze het doel eenmaal scherp heeft gaat ze er helemaal voor en neemt ze haar team daarin mee.’

Wat weet je van haar militaire achtergrond?

‘Uiteraard heb ik ernaar gevraagd. Ik wilde vroeger zelf naar de vrouwenafdeling van het leger, reizen naar verre oorden, het andere zien en doen. We woonden in Breda dus ik wist wat de KMA inhield. Maar mijn vader zei ‘nee’. Dan was het ook nee.’

Was je onder de indruk van haar militaire ervaring?

‘Marleen heeft dingen gezien die jij en ik nooit gaan zien. Heel stoer vind ik dat. Maar op foto’s zie je ook het plezier dat ze met haar team heeft gehad. Terwijl ze in een heel gevaarlijk gebied zat. Ik heb haar gevraagd wat haar energie gaf. Het dienstbaar kunnen zijn, zei ze. Dat typeert haar.’

In hoeverre heeft Defensie jou gevormd, Marleen?

‘Werken bij Defensie is meer dan een functie. Het wordt je identiteit, zeker als je op missie gaat. Het heeft me veerkrachtig gemaakt. Ik zie de dingen niet somber in. Weinig schrikt me af, want ik heb voor hetere vuren gestaan. Ook kameraadschap heeft veel met me gedaan. Samen schouder aan schouder staan.’

Je kreeg een kind en nam afscheid van Defensie. Het moederschap liet zich moeilijk combineren met buitenlandse missies. Hoe was de overgang naar de burgermaatschappij?

‘Ik miste de cultuur van Defensie, de daadkracht, de kameraadschap. Om me heen zag ik dat mensen zich druk maakten om futiliteiten. Ik had tijd nodig om weer te aarden, maar ook om mezelf terug te vinden. Wie was ik als mens? Bij Defensie was ik betekenisvol, nu was ik een poppetje in het Nederlandse systeem. Ik woonde destijds nog bij mijn ouders. Ze gaven me alle ruimte. Dat deden ze met geduld, liefdevolle vragen en af en toe wat afleiding. Ik heb er een half jaar voor nodig gehad.’

Militairen die op missie zijn geweest zijn veteraan. Het zijn mannen en vrouwen. Ze zijn soms nog jong. Welk beeld had jij van veteranen, Michèle?

‘In mijn vorige baan heb ik ook met veteranen gewerkt. De gemene deler is hun gedrevenheid, dienstbaarheid en saamhorigheid. Mensen die bereid zijn verantwoordelijkheid te dragen. Daar willen ze ook op aangesproken worden. Dat vind ik mooi. Ze kunnen opdrachten aan en maken die ook af.

Net als alle ziekenhuizen hebben ook wij financiële problemen. We moeten flink bezuinigen. We hebben Marleen gevraagd met voorstellen te komen, samen met haar team. Zij kan dat, want ze durft het. Ze wil eerst de opdracht helder hebben en stelt kritische vragen. Daarna gaat ze er helemaal voor.’

‘Ik werd even gewogen. Soms was er ook weerstand’
Marleen Boy

Marleen is manager in het Isala-ziekenhuis in Zwolle. Ze valt direct onder de Raad van Bestuur. Hoe reageerden collega’s op de werkvloer op haar als oud-militair?

Marleen: ‘Ze waren nieuwsgierig. Je zag ze denken: is ze niet beschadigd? Waarom heeft ze Defensie verlaten? Gaat het haar lukken om zich in te voegen? Die vragen werden ook wel gesteld. Ik werd even gewogen. Collega’s maakten er ook grappen over. Ze zeiden bijvoorbeeld: ‘Als je onder Marleen valt en je komt te laat, dan moet je tien keer opdrukken’.  Soms was er ook weerstand. De cultuur verschilt echt met Defensie.

Bij de landmacht hebben we een can do-mentaliteit. Gaan we naar links, dan gaat iedereen naar links. In het ziekenhuis leerde ik de andere kant kennen. Niet iedereen is volgzaam. Dat was wennen. Met geduld moest ik zoeken naar wat voor leider ik wilde zijn. Reflectie, tijd nemen, nieuwsgierig zijn, niet te snel oordelen, het talent zoeken bij collega’s, luisteren, als iemand het tempo niet kan bijhouden een helpende hand reiken. Als je voor de troepen uitloopt dan kom je er niet. Dat heb je snel door. Uiteindelijk heeft het me verrijkt.’

Michèle, kun jij je iets voorstellen bij die cultuurverschillen?

‘Marleen heeft een hoge werkethiek. Ik denk dat ze daar soms wel commentaar op krijgt, of het niet een onsje minder kan. Het is ook niet erg als dat af en toe botst. Marleen maakt het wel bespreekbaar. Ze kan ook meebewegen, weet ik, terwijl ze dicht bij zichzelf blijft.

Als je hebt gewerkt in een missie gedreven organisatie, waar je lef moet tonen, waar je een team moet leiden, waar discipline belangrijk is, dan kan de zorg daar wel heel erg haaks op staan. Wij zijn toch een beetje lief voor elkaar en niet altijd even duidelijk. Dat kan spanning geven. Het mooie is dat Marleen in Afghanistan heeft geleerd met andere culturen om te gaan. Ze tast af hoe de ander zich voelt. Daar heeft ze oog voor.’

Marleen, je komt uit een wereld vol avontuur en verhalen. Dat moet mensen aanspreken.

Marleen: ‘Ik heb laatst een verhaal verteld over hoe ik de eindoefening bij de commando’s heb meegemaakt. Dat je dan heel lang een konijntje bij je moeten hebben en dat je die op een gegeven moment moet slachten. Na 48 uur niet gegeten te hebben is dat jouw maaltijd. Ja, dat vinden ze dan ontzettend indrukwekkend.

Wanneer er iets heftigs is in het nieuws, zoals de oorlog in Oekraïne of Gaza, dan kijken ze ook wel naar mij. Toen de Taliban opnieuw de macht grepen in Afghanistan zei een collega: ‘Kom, we gaan een kop koffiedrinken want het zal een zwarte dag voor je zijn’. Ik voelde me echt gezien en gehoord. Dat is de kracht van dit ziekenhuis. Ze doen dit niet alleen met veteranen die hier werken, maar ook met medewerkers en patiënten.’

Michèle: ‘Hier werken ongeveer 7.000 mensen. Die maken allemaal wat mee. Dit is een kleine samenleving. Wat erbuiten gebeurt kan intern doorwerken. Als er issues spelen, zoals de oorlog in Gaza, dan wil ik weten in hoeverre de gebeurtenissen onze Isala-gemeenschap raken. Hoe kunnen wij helpen om problemen vóór te zijn of op te lossen?’

Welke beelden komen naar boven als Marleen terugdenkt aan haar missies in Afghanistan?

Marleen: ‘Dan zie ik mezelf daar in camouflage kleding met een scherfvest aan, lopend door een dikke laag poederachtig zand. Overal lawaai, zoveel geuren. De stank van de shitpit. Maar dan denk ik ook meteen terug aan de kameraadschap. Je gaat met elkaar op pad, je komt hopelijk ook met elkaar weer thuis. Je groeit zo naar elkaar toe. Dat is ongelooflijk.

Nu de Taliban terug zijn kan ik me voorstellen dat mensen zeggen: ‘Wat hebben jullie daar nou eigenlijk bereikt?’ We hebben geprobeerd vrede te stichten, we hebben geïnvesteerd in onderwijs. We zijn te vroeg vertrokken. Er gaan generaties overheen om daar een verschil te maken. Los daarvan heeft de missie mij persoonlijk echt verrijkt.’

Wat zou Michèle willen zeggen tegen werkgevers die misschien koudwatervrees hebben als het gaat om het aannemen van veteranen?

‘Ik zou vooral nieuwsgierig zijn waar die vrees vandaan komt.’

Misschien ptss, opgelopen littekens in de frontlinie?

‘In je eigen organisatie kom je van alles tegen. Waarom zou dit anders of erger of niet behapbaar zijn? Ik zou tegen werkgevers zeggen: je krijgt er zoveel voor terug, mensen met bijzondere kwaliteiten, het vermogen om leiding te geven. Het is knap hoe ze daarin worden getraind. Hun krachten zijn ongekend, in dubbele betekenis. Ze zijn groot én de samenleving kent ze niet. Onbekend maakt onbemind.

Deze mensen hebben voor onze waarden en normen gevochten. Met inzet van hun leven en met offers van hun thuisfront. Het kan niet waar zijn dat wij dan zeggen: ‘Ja, dat heb je wel gedaan, maar toedeledokie!’ We zouden moeten zeggen: ‘Supertof! Heel veel dank. Kunnen we jou niet helpen?’ Het is ook een kwestie van maatschappelijk verantwoord ondernemen.’

Wat zou Marleen op haar beurt tegen veteranen willen zeggen die de overstap van Defensie naar het bedrijfsleven willen maken?

‘Je kunt net zo betekenisvol zijn als in het leger. Neem de tijd om te wennen. Je bent geen onderdeel meer van je team, je staat er alleen voor als individu. Het is anders in de burgermaatschappij, maar niet persé fout wat je aantreft. Mensen gaan echt wel jouw kwaliteiten zien.

Het is jammer dat veel van wat veteranen hebben meegemaakt niet in een cv te vinden zijn. We hebben veel militaire opleidingen gevolgd. Daar krijgen we een certificaat voor, maar dat heeft geen waarde in de burgermaatschappij. Kwalificaties als leiderschap, lef, doorzettingsvermogen zijn daardoor niet aantoonbaar. Defensie zou daar iets aan moeten doen. Dan kan een bedrijf beter inschatten wat een veteraan in huis heeft.’

Tot slot: voelt Marleen zich veteraan?

‘Ja zeker. Het is een gevoel van trots, van verantwoordelijkheid, van lef en kameraadschap, van dankbaarheid en zingeving. Natuurlijk ben ik er niet de hele tijd mee bezig. Op een gegeven moment kreeg ik kinderen, het werk in het ziekenhuis eiste mijn aandacht, je bouwt een leven op in een nieuwbouwwijk met buurvrouwen die je op de koffie vragen. Ja, dan wordt dát jouw werkelijkheid.

Ik ga wel altijd naar het Bevrijdingsfestival van 5 mei. Dan draag ik het Veteranenspeld en neem ik mijn kinderen mee. We kijken naar het aansteken van de vlam en hebben daar gesprekken over. Het is mooi om verhalen aan hen door te geven.

Zijn ze trots op je?

‘Dat heb ik ze nog niet op de man af gevraagd, maar ik denk van wel, ja.’

Veteraan Marleen Boy en leidinggevende Michèle Blom, bestuursvoorzitter Isala-ziekenhuis in gesprek met oud-nieuwslezer en filmer Gijs Wanders.

Zoeken
Sluit dit zoekvak.

Stichting Onbekende Helden
Nachtegaallaan 11
5731 XP Mierlo 

Telefoon: 0800 – 300 150
(van 10.00 tot 16.00 uur)