Erasmus Laurentius heeft de dienstplicht nog meegemaakt. Hij moest opkomen na zijn schooltijd.
Laurentius: “Ik zag het avontuurlijke wel zitten. Ergens heengaan, iets betekenen. Je kon aangeven of je uitgezonden wilde worden. Dat leek me wel wat. Ik had geen zin om maar wat rond te hangen op een kazerne. Een paar maanden later zat ik in Bosnië.”
Dat was in 1994. Op de Balkan woedde na het uiteenvallen van Joegoslavië een oorlog tussen verschillende bevolkingsgroepen. Onder de vlag van de VN probeerden Nederlandse militairen het geweld te beteugelen. Erasmus Laurentius was zich nauwelijks bewust van de risico’s.
“Toen we Bosnië binnenreden was het gelijk BAM! Alle huizen plat of uitgebrand. De wegen waren slecht. Er werd geschoten. Je beseft, dit is oorlogsgebied. Je ziet mannen met wapens rondlopen. Toch voelde ik geen angst. Ik dacht, wij zijn van het leger, we zijn met velen, ze doen ons niks. Je komt net uit de schoolbanken, je weet niks.”
“Ik herinner me een incident waarbij we in konvooi door een dorp reden. Eén van onze vrachtwagens beschadigde een auto van een lokale bewoner. Meteen doken overal milities op. Wapens werden doorgeladen. Collega’s werden uit hun voertuig getrokken. Op zo’n moment denk je wel, wat gaat er gebeuren? Uiteindelijk hebben we, meen ik, betaald en mochten we doorrijden.”
“De eerste avond dacht ik: waar ben ik aan begonnen?”
(Erasmus Laurentius)
“De missie heeft me veranderd. Ik ben er rustiger en serieuzer door geworden. Ik heb leren relativeren. Terug in Nederland was ik een tijdje zoekende, maar het is goed gekomen. Ik had het niet willen missen. Zo’n ervaring zou goed zijn voor veel jonge mensen. Niet iedereen kan ertegen natuurlijk. Een paar collega’s zijn er niet goed uit gekomen. Ikzelf heb er weinig last van gehad.”
“Voor mijn ouders was de missie moeilijker. Ze hoorden van alles in het nieuws en maakten zich zorgen. Ik was destijds te jong om me dat te realiseren. Ik had weinig contact met ze. Internet en mobiele telefoons bestonden nog niet.”
Leidinggevende Frank Schmitjes weet weinig van het militaire verleden van Erasmus Laurentius.
Schmitjes: “Hij vertelt er niet over. Dat typeert zijn persoon. Erasmus staat niet graag op de voorgrond. Hij is bescheiden, iemand die gewoon zijn werk wil doen. Je ziet in zijn manier van werken wel de militair terug. Hij is gestructureerd en gaat er helemaal voor. Niets is te gek. Hij staat altijd klaar, zowel voor de organisatie als voor nabestaanden. Heel plichtgetrouw.”
Erasmus Laurentius keerde een jaar na zijn dienstplicht terug bij Defensie. Hij wilde bij het Korps Mariniers.
Laurentius: “Het fysieke sprak me aan. Toch was ik helemaal geen sportman. Dat maakte het extra zwaar. Velen vielen af, maar ik heb het gehaald. Ik moest wennen aan de cultuur. Bij de landmacht noemde je de luitenant of sergeant gewoon Kees, bij de mariniers was het: bek houden. De eerste avond schreeuwden ze alleen maar tegen elkaar. Ik dacht: waar ben ik aan begonnen?”
“Ik was gelegerd in de kazerne in Doorn. Elke dag waren we in de bossen aan het joggen, wachtend op een uitzending. Maar die kwam niet. Op zeker moment was ik het hardlopen zat. Ik wilde iets zinnigs gaan doen. Ik had inmiddels een partner gevonden en we hadden trouwplannen. Het was tijd om terug te keren naar de burgermaatschappij.”
De tijd bij Defensie heeft Erasmus Laurentius naar eigen zeggen gevormd.
“Ik ben gedisciplineerder en mentaal sterker geworden. Als er lastige dingen op mijn pad komen denk ik, je bent marinier, dat moet lukken. Ik geef niet op. Ik heb ook geen 9 tot 5 mentaliteit. Ik ben altijd inzetbaar, net als in het leger.”
Zijn leidinggevende Schmitjes: “Erasmus heeft een hoog arbeidsethos. Eigenlijk heeft hij nooit vrij. Wij zeggen wel eens: denk aan jezelf, neem ook tijd voor jezelf. Maar hij staat altijd klaar voor de organisatie.”
Erasmus Laurentius kwam in dienst bij uitvaarorganisatie Monuta. Daar werkt hij inmiddels een flink aantal jaren. Hij is actief op 2 locaties: op een begraafplaats in Den Haag en op de Veteranenbegraafplaats in Loenen, waar hij de uitvaarten van veteranen coördineert, begrafenissen met veel ceremonieel protocol.
Directeur Hans Bleijerveld: “Erasmus ondersteunt en geeft vorm aan het verloop van veteranenuitvaarten. Hij instrueert de hoornblazer, zorgt dat de loopkoets klaar staat, hij faciliteert alles in overeenstemming met de voorschriften. Dat gaat bij hem tot in de puntjes. Daar heb ik veel respect voor.”
“Zo’n uitvaart is het grootste eerbetoon dat je een veteraan kunt brengen. Erasmus is dan één onder de veteranen. Ze hebben samen een geschiedenis. Ze hebben spanningen en angsten gedeeld, maar ook successen. Ze weten hoe belangrijk vrede in de wereld is. Ik zou zijn plek niet kunnen innemen.”
“Je ziet bij Erasmus de trots. Veteranen zijn z’n broeders”
(collega)
Leidinggevende Schmitjes: “Je ziet bij Erasmus de trots. Veteranen zijn z’n broeders. Hij draagt dan ook zijn veteranenspeld. Een veteranenuitvaart moet strak worden geregisseerd. Erasmus is daarvoor geknipt. Hij kan dit als geen ander. Dat heeft absoluut te maken met zijn militaire vorming. Orde, structuur, netheid. Op de Veteranenbegraafplaats in Loenen is hij helemaal op zijn plek.”
Laurentius zelf: “Ja, alles komt dan weer boven. De orders, de bewegingen. We zijn uit hetzelfde hout gesneden. Ook al ken je elkaar niet, je hebt hetzelfde verleden. Dat deel je met elkaar, belangrijk voor de verwerking. In de burgermaatschappij zul je er niet snel over praten.”
Erasmus Laurentius is veteraan omdat hij is ingezet op een buitenlandse missie. Toch voelde hij zich lange tijd geen veteraan.
“Het militaire verleden was verdwenen naar de achtergrond. Ik was bezig met een nieuw leven. Voor mij was een veteraan een oude, kalende man, een Indiëganger, iemand die strijd heeft geleverd. Daar verbleek ik bij. Sinds ik in Loenen werk spreek ik met hen. Zij vinden dat ik ook veteraan ben.”
Bleijerveld: “Loenen is een bijzondere locatie. Hier worden de verhalen van veteranen doorverteld in een klein museum. En je kunt letterlijk over de graven heen lopen van mensen die het land hebben gediend voor de vrijheid. Wij staan op hun schouders, aan ons de taak om die vrijheid te bewaken. Er komen hier veel scholieren, jonge mensen die onder de indruk zijn. Ze gaan anders weg dan dat ze kwamen.”
Hans Bleijerveld is initiatiefnemer van de veteranenuitvaarten bij Monuta. Hij kwam op het idee toen Prins Bernhard in 2004 overleed. De prins had een bijzondere band met veteranen.
Bleijerveld: “Tweehonderd veteranen vormden een erehaag om de prins uitgeleide te doen. Eén van hen was terminaal en stond daar letterlijk op zijn laatste krachten. Hij sprak me aan en vroeg: ‘Hans, zou jij je niet ook voor ons kunnen specialiseren zodat veteranen de juiste laatste eer krijgen?’ Ik ben me toen gaan verdiepen in wie veteranen zijn, wat ze belangrijk vinden, in de taal die ze spreken, in de protocollen. Zo is het begonnen.”
“Ik wel mensen helpen in de zwaarste tijd van hun leven”
(Erasmus Laurentius)
Veteraan Erasmus Laurentius koos voor de uitvaartsector om uiteenlopende redenen.
“Je bent buiten en fysiek bezig. Dat trok me. Ik ben niet iemand die achter een bureau gaat zitten met een laptop. Ook de dood intrigeerde me. Het verval. Geschiedenis boeit me. Die vind ik op de begraafplaats. In Den Haag geef ik rondleidingen langs graven van politici, militairen, schrijvers en minder bekende figuren met een verhaal. Er komen bijzondere objecten uit de grond die in oude tijden zijn begraven. Mijn vader en broer waren actief bezig met archeologie. Het spitten in het verleden zal ik van hen hebben meegekregen.”
En het verdriet? Hoe gaat hij daarmee om?
“Dat lukt me goed. Ik kom uit een gezin dat niet heel close was. Gevoelens waren eng. We waren afstandelijk naar elkaar. Toch kan ik meeleven met nabestaanden, maar de emoties ontregelen me niet, ook niet bij het overlijden van een kind. Ik heb zelf geen kinderen, misschien heeft dat ermee te maken.”
“Soms ben je een halve psycholoog. Op de begraafplaats willen mensen vaak een praatje met je maken. Sommige blijven na de dood van hun geliefde helemaal alleen achter. Dan heb je toch een sociale taak.”
Leidinggevende Schmitjes: “Het bijzondere van ons werk is dat je vaak jarenlang betrokken blijft bij de families. Ze komen steeds terug naar het graf. Je ontmoet elkaar en probeert waar nodig te begeleiden. Dienstbaarheid zit in ons bloed. Steun bieden bij verdriet. Erasmus kan dat als geen ander. Dat is ook een stukje opvoeding bij het Korps Mariniers, denk ik. Hij kan mensen een troostende schouder bieden, ook al is hij over zijn eigen gevoelens gesloten. Bij een compliment zegt Erasmus: dit is toch mijn werk?”
Wat zijn voor Erasmus Laurentius de kernwaarden in het uitvaartwerk?
“Eerlijkheid. Alles wat je mensen vertelt moet waar zijn. En afspraak is afspraak. Mensen moeten op je kunnen rekenen. Ik wil ze helpen in de zwaarste tijd van hun leven. Ze moeten op mij kunnen vertrouwen. Het woord ‘nee’ ken ik niet. Ik zal alles realiseren wat zij willen.”
Directeur Bleijerveld: “Bij kernwaarden denk ik vooral aan empathie, je kunnen inleven in gevoelens van mensen. Daarnaast is daadkracht belangrijk. Daaronder versta ik een goede begeleiding, aandacht, het juiste gesprek, en bij het afscheid de juiste dingen doen op het juiste moment.”
Hebben veteranen een meerwaarde?
Bleijerveld: “Zeker. Ze onderscheiden zich door discipline, doorzettingsvermogen, oog voor detail en kameraadschap. Ja, veteranen zijn zeer waardevolle mensen.”
Erasmus Laurentius: “Natuurlijk heb je beschadigde militairen, maar dat is een kleine minderheid. De meeste zijn sterker teruggekomen, 95% gaat gemakkelijk over naar een bedrijf. Daar zul je geen klachten van krijgen. Ik zou er als werkgever altijd gebruik van maken.”
“Veteranen zijn zeer waardevolle mensen”
(Hans Bleijerveld)
En als werkgevers bevreesd zijn voor trauma’s als ptss?
Bleijerveld: “Geldt dat niet voor ieder mens? Veteranen zijn voor mij niet per se mensen die littekens hebben. Ook andere mensen hebben littekens in het leven. En kunnen littekens soms niet waardevol zijn? Je hebt ervaringen meegekregen waarmee je anderen weer kunt helpen. Ik zie het alleen maar als voordeel.”
Wat zou Laurentius tot slot willen zeggen tegen militairen die, net als hij, de overstap naar de burgermaatschappij willen maken?
“Misschien twijfelen ze aan zichzelf, aan wat ze te bieden hebben. Ze beschikken over veel kwalificaties. Ze hebben veel geleerd bij Defensie, veel levenservaring opgedaan, maar daar zijn geen diploma’s voor. Dat mag ze niet ontmoedigen. Ze zullen altijd worden geaccepteerd. Er zijn veel werkgevers die denken: hij of zij komt uit het leger, daar hebben we wat aan.”
Stichting Onbekende Helden
Nachtegaallaan 11
5731 XP Mierlo
(van 10.00 tot 16.00 uur)