Waarom koos Edo van Alphen op jonge leeftijd voor Defensie?
“Ik zat op vmbo en deed in die tijd veel aan sport. Ik voetbalde op hoog niveau. Mijn sportleraar suggereerde dat het CIOS wel iets voor mij zou zijn. Maar mijn moeder was alleenstaand en de middelen ontbraken haar om mij verder te laten studeren. Toen de landmacht een informatiebijeenkomst hield op school raakte ik geïnteresseerd. Bij Defensie kon ik ook sporten en fysiek bezig zijn. Ik had gehoord dat militairen trainden over de grens, in Seedorf. Plaatsing in het buitenland leek mij ook mooi.”
“In het leger werd ik MAG-schutter, de mitrailleurschutter van het peloton. Dat was niet mijn droomfunctie. Vóór we op uitzending naar Bosnië gingen zei een majoor tegen mij: “We hebben cls’ers nodig”. Combat life savers, militairen die zijn opgeleid om levensreddende hulp te bieden. Dat vond ik super, werken bij de geneeskundige dienst.”
“Achteraf heb ik wel eens gedacht: stel dat het fout was gegaan?”
(Edo van Alphen)
Edo van Alphen werd in 1998 uitgezonden naar Bosnië. Dat was na het drama Srebrenica, waarbij duizenden moslimmannen door Servische milities waren vermoord. De Balkanoorlog was ten einde. Er waren nog wel schermutselingen.
Edo: “Wij waren onderdeel van SFOR, de stabilisatiemacht van de NAVO. We moesten de rust bewaren tussen de verschillende etnische groepen. Showing the force. In die tijd keerden veel vluchtelingen terug naar hun dorpen. Ze werden niet hartelijk ontvangen door bewoners van andere etniciteit. Dat gaf spanning. Het was onze taak te bemiddelen en te verbinden. We deden ook aan informatievoorziening, vooral om geruchten de kop in te drukken.”
“Onze basis was in Novi Travnik. Je was altijd alert. De mensen konden zich zomaar tegen je keren. Ik herinner me dat wij een team moesten beschermen dat namens het VN-tribunaal onderzoek deed naar oorlogsmisdaden. Bij gevaar moesten wij hen een veilige aftocht garanderen. De hele tijd hing er een helikopter in de lucht. Dat was spannend. Achteraf heb ik wel eens gedacht: stel dat het fout was gegaan? Wat hadden wij kunnen doen tegen een woedende en gewapende menigte?”
“Je was ook op je hoede voor mijnen. Die lagen overal. Daar heb ik, terug in Nederland, nog wel een half jaartje last van gehad. Ik liep niet zomaar over het gras of door de berm, terwijl dat bij ons natuurlijk gewoon kon. Zo zat de alertheid in je systeem.”
“Ik heb overigens geen slapeloze nachten aan mijn missie overgehouden. Ik realiseerde me wel hoe spannend de zes maanden voor mijn thuisfront waren geweest. Bij elk incident in het nieuws hielden ze hun hart vast. Dat ik niet op de plek van de explosie of vuurgevecht was, wisten zij natuurlijk niet. Gelukkig konden we geregeld bellen met de satelliettelefoon en stelde ik hen gerust.”
Defensie heeft Edo van Alphen gevormd als mens.
“Je krijgt discipline, je houdt vol en geeft niet op. Je maakt je taak af. Belangrijke handelingen worden erin gestampt. Je kunt bijvoorbeeld je wapen blindelings uit elkaar halen en weer in elkaar zetten, ook onder tijdsdruk. En je leert vertrouwen op elkaar. Je maakt samen veel mee. Dat zorgt voor een bijzondere vriendschap, voor kameraadschap.”
Hoe zou zijn huidige werkgever veteraan Edo van Alphen willen typeren?
Sietze Kijlstra: “Ik ken Edo al vrij lang. Hij loopt hier al een tijdje rond. Hij is een fijne, enthousiaste collega. Een rustige man die goed in het team ligt en die de nodige vaardigheden meebrengt. Uiteraard weet ik dat hij veteraan is. Daar praten we niet veel over. Dat doen ze wel onderling, want we hebben vrij veel veteranen in dienst. Daar ligt overigens geen gericht beleid aan ten grondslag. Voor ons telt wat iemand meebrengt en of hij of zij in het team past.”
“Veteranen zijn echte teamspelers”
(Sietze Kijlstra)
Sietze Kijlstra weet uit ervaring dat veteranen over veel vaardigheden beschikken.
“Ik denk dat er daarom relatief ook zoveel veteranen bij ons werken. Het zijn de eigenschappen die we zoeken, die belangrijk zijn in dit werk. Veteranen zijn gedisciplineerd en doen wat je met hen afspreekt. En ze doen die dingen goed. Ze letten ook op elkaar. Het zijn echte teamplayers.”
Na 10 jaar ging Edo van Alphen weg bij Defensie. Er waren weliswaar doorgroeimogelijkheden als militair verpleegkundige, maar dat betekende een langdurige opleiding, gekoppeld aan nieuwe missies. Zijn partner zou achteraf zeggen dat ze dan niet met hem getrouwd was geweest.
Edo: “De overstap naar de burgermaatschappij was voor mij niet groot. Het werk lag in elkaars verlengde. In het leger was ik gewondenverzorger en ziekenautochauffeur en als burger kwam ik bij Kijlstra op de ambulance terecht. De protocollen waren dezelfde, al zijn ze bij Defensie gebaseerd op oorlogssituaties en in de burgermaatschappij op algemene geneeskunde.”
“Natuurlijk merkte ik wel enig verschil. Je hebt niet meer te maken met de militaire hiërarchie. Bij Defensie moet het eerst langs de sergeant, de adjudant, een officier en een hogere officier voordat er een klap op kan worden gegeven, en hier zijn de lijnen veel korter en krijg je dingen sneller voor elkaar.”
“In mijn werk heb ik veel aan de drills in het leger. Ik kan de handelingen blindelings en foutloos uitvoeren. Dat moet ook. Als een patiënt een hartinfarct heeft kan ik niet eerst een boekje openslaan: hoe was het ook alweer?”
“Het mooie van mijn werk is dat ik mensen met een medische hulpvraag kan helpen. De ene keer kun je iets betekenen door een medische behandeling, de andere patiënt is juist gebaat bij een praatje.”
Werken op de ambulance betekent dat je geregeld geconfronteerd wordt met heftige gebeurtenissen.
Edo: “We houden elkaar goed in de gaten. Dat hoort ook bij je taak. Je moet er zijn voor je collega.”
Zijn werkgever vult aan: “Voor dit werk moet je stressbestendig zijn. Je komt in situaties terecht die je van tevoren niet kunt voorzien. Daar moet je mee kunnen omgaan. Veteranen kunnen dat. In het leger is het vaak een kwestie van leven en dood. Zo is het ook bij spoedgevallen in ons vak. Dan zijn dezelfde eigenschappen belangrijk.”
“Bij al onze medewerkers, ook de niet-veteranen, letten we goed op tekenen van trauma. We hebben een bedrijfsopvangteam dat contact opneemt met collega’s na heftige incidenten. Maar ook het Nederlands Veteraneninstituut kan daarin bijstaan. Ze zijn erin gespecialiseerd. Al onze medewerkers kunnen een beroep op het Veteraneninstituut doen, niet alleen onze veteranen.”
“Belangrijk is dat onze medewerkers zich veilig voelen in hun omgeving, dat onderling over kwesties gesproken kan worden. Collega’s zijn de belangrijkste eerste opvang. Wij als organisatie staan op de achtergrond klaar. We zijn een groot bedrijf met 275 medewerkers en meerdere locaties, maar de lijntjes zijn kort.”
Veteranen worden nogal eens in verband gebracht met littekens, opgelopen tijdens hun missie, bijvoorbeeld ptss, posttraumatische stressstoornis. Dat kan zorgen voor koudwatervrees bij het bedrijfsleven. Sietze Kijlstra herkent dat niet.
“Ik zou tegen die werkgevers willen zeggen: wees daar niet bevreesd voor. Ga met de veteraan in gesprek en probeer hem in de gaten te houden mochten er zich wat tekenen gaan ontwikkelen. Wees er dan tijdig bij.”
“Ik sprak erover met Edo. Hij zei: de verhalen rond PTSS zijn net als de verhalen rond agressie in de ambulancezorg. Het publiek heeft vaak het beeld dat een ambulancemedewerker elk weekend in elkaar getimmerd wordt, terwijl dat niet zo is. Dat is eigenlijk gelijk aan de verhalen over PTSS bij veteranen.”
“Een veteraan is enorm gedreven en geeft niet op”
(Edo van Alphen)
Er zijn werkgevers die veteranen in dienst hebben en spreken over “ongekende krachten”. Veteranen zouden iets extra’s meebrengen.
Edo van Alphen: “Ik durf niet te zeggen dat een veteraan meer waarde heeft dan een medewerker zonder militaire achtergrond. Maar het is wel zo dat hij enorm gedreven is. Hij is standvastig, weet van doorpakken en zal alles uit de kast halen om zijn taak te volbrengen. Een veteraan geeft niet op.”
Voelt Edo zich veteraan?
“Ja en nee. Ik ben absoluut trots dat ik militair ben geweest en dat ik op missie ben geweest, maar ik loop er niet mee te koop. Ik kan er goed over praten met familie en collega’s, maar ik zie ook dat veteranen door de samenleving vaak worden gezien als mensen met ptss, mensen die zielig zijn, waar je lief tegen moet zijn. Dat voelt niet fijn. Een heel groot deel van de militairen komt gezond terug van de missie, ook psychisch.”
Edo van Alphen denkt met goede herinneringen terug aan zijn tijd in het leger, maar hij keert niet terug omdat hij gelukkig is met zijn huidige leven. Echter, als de nood aan de man komt, wanneer zijn eigen land wordt bedreigd, dan is hij beschikbaar als reservist.
Edo: “Ik denk dat veel veteranen zich dan zullen melden, uit plichtsbesef. Je wilt je land verdedigen. Dan is je verantwoordelijkheidsgevoel groter dan je angst. Dat denk ik wel, ja.”
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Stichting Onbekende Helden
Nachtegaallaan 11
5731 XP Mierlo
(van 10.00 tot 16.00 uur)